Een leven van dienstbaarheid: Wim Tobé ontvangt de eretitel ‘protodiaken’

25 september 2023

Al twintig jaar zet diaken Wim Tobé zich in zijn vrije tijd in voor de gemeenschappen van de oosterse kerken en de vieringen volgens de Byzantijnse ritus. Hij maakt deel uit van Pokrof, de instelling voor de katholieke gemeenschap van de Byzantijnse ritus binnen de rooms-katholieke kerkprovincie van Nederland. Voor die jarenlange toewijding kreeg hij onlangs de eretitel protodiaken. Ciska de Wit gaat met hem in gesprek over deze bijzondere titel, maar vooral over zijn liefde voor de oosterse ritus en zijn werk als pastoraal werker en diaken de afgelopen vijftig jaar.

Een bijzondere eretitel

In Nederland kennen we binnen de katholieke Kerk vooral de westerse ritus, de vorm waarin zo goed als alle eucharistievieringen gevierd worden. Toch bestaat ook hier een andere ritus: de Byzantijnse of oosterse. De vieringen lijken erg op de Orthodoxe vieringen, maar zijn wel degelijk katholiek. De titel van protodiaken bestaat niet in de westerse ritus. In de oosterse ritus komt de eretitel wel voor, al is hij ook daar niet erg gangbaar. Het is dan ook bijzonder dat een diaken uit ons bisdom deze eretitel mag dragen.

De plechtigheid waarin Tobé de titel protodiaken ontving, was voor hem een bijzondere ervaring: ‘De stola werd op mijn hoofd gelegd en de bisschop drukte zijn duim op die stola, op mijn hoofd, terwijl hij de titel uitsprak die ik nu mag dragen. De naam werd me dus echt ingeprent.’ Tijdens het opleggen van de stola, boog hij diep voor de bisschop. ‘Voor mij is dat diep gaan voor de bisschop een teken dat ik diep wil gaan voor de gemeenschap. Ik wil de gemeenschap dienen.’

Het woord protodiaken is wellicht onbekend bij velen en ook in het woordenboek vind je het niet terug, maar de diaken legt graag het verband met het woord prototype. ‘Voor elk prototype, of het nu een vliegtuig is of een auto, geldt: het functioneert, maar het moet wel verder uitgewerkt en ontwikkeld worden. En dat is de boodschap die je ook in de naam protodiaken vindt. Ik ben begonnen en krijg de instemming dat het de moeite waard is, maar het moet nu vooral verder ontwikkeld worden.’

De schoonheid van de liturgie en de iconen

‘Ik heb altijd een bepaalde interesse gehad voor de oosterse kerken en de schoonheid van de iconen, maar dat merkte ik pas achteraf,’ zegt Wim Tobé. Hij reisde regelmatig naar Oost-Europa en heeft er heel wat kerken bezocht. Nadat hij een iconententoonstelling hielp organiseren in de kerk van Etten-Leur werd de interesse concreter en in de loop der jaren raakte de diaken steeds meer betrokken bij de Byzantijnse vieringen in Nederland en Vlaanderen.

Het verhaal van deze Byzantijnse gemeenschappen begint na de Tweede Wereldoorlog, toen Oost-Europeanen noodgedwongen in Nederland bleven vanwege de politieke situatie in hun thuislanden. In verschillende steden ontstonden Byzantijnse koren en met de hulp van Nederlandse kapucijnen werd de oosterse liturgie geïntroduceerd en onderhouden.

Tobé beschrijft de beleving van een dienst in een oosterse kerk als een bijzondere ervaring. ‘Je loopt er bij wijze van spreken binnen met je boodschappentas, je steekt een kaarsje op, bidt voor de iconen, kust ze, loopt even rond en begroet een paar mensen. Je legt je noden bij God neer en daarna ga je naar de markt. Als je je boodschappen hebt gedaan, ga je terug naar de kerk, voer je weer hetzelfde ritueel uit en ga je naar huis. En dan ben je naar de kerk geweest.’ Het ritueel verschilt van de westerse liturgie, waarbij iedereen van begin tot eind blijft. Ook de muziek is helemaal anders. In de Byzantijnse ritus gaat het meer om een voortdurende dialoog tussen gelovigen en God. Ondanks de verschillen vormen de oosterse en westerse kerken één Kerk. Er zijn ook veel overeenkomsten. Zo is de opbouw van de viering in beide riten hetzelfde: intrede, woorddienst, tafeldienst en dan de slotgebeden. Al moet je echt thuis zijn in de oosterse liturgie om de onderdelen te herkennen. ‘Wie de liturgie meemaakt van de oosterse ritus op zondag, heeft voldaan aan de zondagsplicht. Ze horen bij de Kerk van Rome. Alleen uit die zich in de liturgie op twee manieren.’

Een leven ten dienste van de gemeenschap

In 1971 begon Wim Tobé als pastoraal werker, kort nadat het Tweede Vaticaans Concilie was afgesloten. Er waren nieuwe mogelijkheden, vooral op het gebied van liturgie, die konden en mochten worden verkend. Hij herinnert zich die tijd als een echt experiment. ‘Ik ben afgestudeerd in liturgie in de jaren 60 en begon niet lang daarna als pastoraal werker,’ zegt hij. ‘Toen ik begon, was ik tegen de dertig, en het was een prachtig werkveld. Ik deed ook andere dingen, zoals lesgeven op scholen, maar liturgie was mijn specialisatie.’

Tobé, die in 1979 ook tot diaken werd gewijd, benadrukt het belang van vernieuwing van onderaf. ‘Samen met de koren zochten we naar nieuwe liturgische mogelijkheden, en die mogelijkheden waren eindeloos. Ook de Nederlandse taal in de liturgie was nieuw. Veel zaken waren niet officieel goedgekeurd, maar ook niet afgekeurd, dus probeerden we verschillende dingen uit. Vernieuwingen beginnen vaak van onderaf en worden pas later officieel beoordeeld.’

Hij vervolgt: ‘We hebben een echt experimentele tijd gehad, en sommige van die vernieuwingen zijn uiteindelijk goedgekeurd. Er zijn ook verbeteringen doorgevoerd in de loop der jaren. Mensen zeggen weleens dat het de goede kant opgaat, maar dat er meer diepgang of vrijheid moet zijn, of dat de taal in de liturgie te oppervlakkig is. Er was veel ruimte voor groei en ontwikkeling.’
Op een gegeven moment werd Tobé bevriend met een Byzantijnse dirigente in België en zo ging de bal aan het rollen. Omdat hij regelmatig de dienst volgde in de Byzantijnse gemeenschap in Drongen, begonnen de priesters hem te kennen. ‘Ik mocht eens concelebreren en werd zo een beetje opgeleid. Dat ging goed en de priesters zagen wel potentie. Samen met mijn vrouw ging ik er iedere maand heen. Toen de andere twee diakens weggingen, vroeg de priester me of ik er diaken zou willen worden. En zo werd ik ook diaken in de Byzantijnse ritus.’

Wat we van elkaar kunnen leren

De Byzantijnse ritus voelde in het begin wat vreemd aan voor Tobé, maar ondertussen is hij er volledig mee vertrouwd geraakt. ‘Ik beschouw de oosterse en de westerse gemeenschappen dan ook zonder twijfel als één en dezelfde kerk. Dat is ook in de liturgie duidelijk door de vermelding van de naam van de paus. Er is immers maar één paus voor de hele wereld.’

Toch zijn er ook onmiskenbare verschillen. Zo vindt de diaken dat de westerse kerk een rijkere traditie heeft op vlak van de lezingen. In de oosterse kerken hebben ze maar twee lezingen per viering, die ze elk jaar herhalen, net zoals vroeger bij ons. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de liturgische structuur in het westen aanzienlijk verrijkt, met drie lezingen die op elkaar zijn afgestemd. Dat aspect mist Tobé in de oosterse ritus: ‘Ik hoop oprecht dat er in de toekomst veranderingen zullen plaatsvinden, omdat dit een verrijking zou betekenen. Maar eerlijk gezegd vrees ik dat de zelfstandigheid van de oosterse kerken voor hen van onschatbare waarde is. Als ze te veel van de westerse kerk zouden overnemen, bestaat het risico dat ze hun eigenheid verliezen. Dus ik denk niet dat dit op korte termijn zal veranderen, vooral omdat ze ook hun eigen unieke taalgebruik koesteren.’

De spiritualiteit van de oosterse traditie is dan weer een bron van inspiratie voor ons. In hun bewoordingen en in hun liturgie zijn ze sterker gericht op God. Het is alsof je een andere wereld binnenkomt, er is meer dialoog. In de oosterse liturgie vertegenwoordigt de diaken de gemeenschap. De diaken komt heel regelmatig van achter het heiligdom naar de kerkgemeenschap toe. Hij zingt daar de gebeden namens het volk. Daarom komt hij ook uit het heiligdom en gaat hij bij het volk staan. Hij bidt tot God met zijn gezicht naar het oosten, om de gebeden van het volk aan te bevelen. Die dialoog hebben we in de westerse kerken eeuwenlang niet gekend. Dat is hier pas gekomen door het Tweede Vaticaans Concilie. We kunnen dus veel van elkaar leren.

Over twee weken bereikt Wim Tobé (Deo Volente) de leeftijd van 80 jaar. Tobé is de eerste diaken voor het bisdom Breda en ondersteunt nog altijd verschillende parochies in het bisdom.


Tekst: Ciska de Wit, Foto’s: H. Oomen, Bisdom Breda

Andere berichten