Na ruim veertig jaar werkzaam te zijn geweest voor het bisdom Breda, nam Geerten Kok op donderdag 19 juni 2025 afscheid vanwege het bereiken van zijn pensioen. Familie, vrienden en collega’s waren uitgenodigd om samen de eucharistie te vieren in de H. Antoniuskathedraal, waarna in de middag een receptie volgde met verschillende voordrachten.
‘Pensioen’
Tijdens de afscheidsbijeenkomst hield vicaris-generaal Norbert Schnell als eerste een woordje. Hij opent met een kwinkslag over het woord pensioen, waarvan hij de etymologische wortels aanhaalt: “pensio” als Romeinse soldatenbetaling, is een verwijzing naar een strijd. Ook in de kerk kun je wel eens strijd opmerken. Maar Norbert spreekt in dat geval liever over een beeldspraak van paus Franciscus, die de kerk “een veldhospitaal” noemde.
Het kernwoord van Norberts toespraak is dankbaarheid. Dit woord staat in de brief waarmee Geerten zijn zending teruggaf aan de bisschop. Norbert leest voor uit de reactie van de herstellende bisschop Liesen, die in zijn afwezigheid toch “met het hart” aanwezig is: “Jouw brief vervult me met diepe dankbaarheid, maar ook met hoop, omdat jouw dienstbaarheid ervan getuigt dat God doorheen mensen werkt.”
De vicaris-generaal schetst Geerten als een man van rust en evenwicht, iemand die nooit boos is, altijd verbindend. In conflictsituaties, “soms een slagveld”, bracht Geerten kalmte, orde en richting. Een collega had hem treffend omschreven met het zelden gebruikte woord ‘irenisch’, oftewel ‘vredelievend’. Namens het bisdomombestuur reikt Norbert aan Geerten een bijdrage om een Franciscusbeeld aan te schaffen – een al langer bestaand verlangen van Geerten en zijn echtgenote Jos.
Vrede en alle goeds
Aansluitend als tweede spreker, blikte vicaris Paul Verbeek terug op hun jarenlange samenwerking en op Geertens betekenisvolle rol binnen het bisdom. Hij verwijst naar de franciscaanse spiritualiteit van Geerten: “De groet van Sint Franciscus “vrede en alle goeds”, zo legt Paul uit, “die heeft niet alleen in woorden betrekking op Geerten, maar vooral in daden.”
Vicaris Paul besluit met een verwijzing naar de radicale eenvoud van Franciscus, die loslaten tot een spirituele kracht wist te maken. Ook Geerten staat nu voor die opgave: afscheid nemen van veel wat hem dierbaar is, en een nieuwe levensfase omarmen, hopelijk met dezelfde blijmoedigheid en verbondenheid.
Als symbolisch cadeau krijgt Geerten de bekende bisdom-waterkan, die hij zelf zo vaak bij jubilea en afscheid heeft uitgereikt. En omdat er in het werk vaak ‘water bij de wijn’ moest worden gedaan, had de parochie van Bergen op Zoom alvast gezorgd voor de wijn.
“Nooit meer werken is niet iets waarbij ik, en meerdere onder ons, meteen aan jou moet denken.”
Tijdens het afscheidsmoment sprak ook Geertens oudste dochter. Haar woorden getuigen niet alleen van trots, maar ook van een scherp inzicht in wie haar vader is: als pastor, als mens, en bovenal als vader.
“Nooit meer werken is niet iets waarbij ik, en meerdere onder ons, meteen aan jou moet denken.” Daarmee schetst ze het beeld van een man voor wie werk geen plicht was, maar een roeping. Ze geeft een ontroerende en inhoudelijke reflectie op de kwaliteiten die Geerten kenmerken en de waarden die hij haar heeft meegegeven. In haar zoektocht naar haar eigen talenten en ‘draken’ (persoonlijke valkuilen) herkent zij veel in haar vader. “Ik lijk best veel op jou. En daar ben ik maar wat trots op.”
Ze noemt betrokkenheid, verantwoordelijkheid en loyaliteit als kernwaarden die haar vader belichaamt. Niet alleen in zijn werk voor de kerk, maar ook in het gezin. Ze schetste een levendig beeld van een vader die altijd beschikbaar was, ondanks een ogenschijnlijk onmogelijke werkdruk. “Je had natuurlijk wel de gave om een 40-urige werkweek standaard in een 80-urige te veranderen. En daar overdrijf ik echt niets mee.”
Ze deelt warme herinneringen aan het geluid van zijn toetsenbord op de achtergrond van haar kindertijd, als hij ’s avonds nog aan het werk was terwijl zij in slaap viel. Reizen tussen Zeeland, Etten-Leur en Breda bepaalden hun gezinsleven, maar nooit klonk er een zucht of klacht. “Dat kunnen mijn kinderen niet van hun moeder zeggen,” voegt ze met een glimlach toe.
Ze benoemt ook de keerzijde van diezelfde kwaliteiten. Want betrokkenheid, verantwoordelijkheid en loyaliteit kunnen ook “draken” worden, wanneer de balans zoekraakt. “Ik denk dat je er altijd wel mee bezig bent geweest om die weegschaal in balans te houden,” vertelt ze, “maar dat het ook zeker hard werken was.” Ze prijst Geertens vermogen om die balans te bewaren. Dat is niet gemakkelijk als je drijfveer steeds wordt aangesproken in je werk.
Ze betrekt ook haar moeder in haar dankwoord. Ze vertelt dat het werk van Geerten nooit losstond van hun gezamenlijke toewijding aan de kerk. Ze prijst haar moeder voor haar veerkracht en de manier waarop zij het gezin én Geerten altijd ondersteunde: “Jij houdt het allemaal draaiend.”
“Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.”
Geerten zelf besloot het rondje toespraken. In een bijdrage die even persoonlijk als theologisch was, nam hij zijn toehoorders mee op een reis door zijn leven, zijn roeping en de ontwikkeling van zijn visie op kerk en geloof.
Hij herinnert zich de wandelstok van zijn opa, gekocht op de dag van diens pensioen, niet uit noodzaak, maar als symbool van een nieuwe levensfase. Geerten zelf staat nu op de drempel van zo’n fase, en zoekt samen met zijn vrouw Jos naar de vorm die deze zal krijgen. Die onzekerheid wordt niet met angst tegemoetgetreden, maar met vertrouwen, gedragen door het geloof. Geerten citeert een zin van een bekend lied uit de protestantse traditie: “Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.” Het is een sleutelzin in zijn betoog. Het geloof biedt oriëntatie, zelfs als de toekomst onduidelijk is.
Zijn liefde voor de kerk wortelt diep. Hij beschrijft hoe hij opgroeide in het Zuid-Limburgse Heerlen, in een tijd waarin kerk en gemeenschap vanzelfsprekend met elkaar verweven waren. De ervaring van het dienen in de liturgie, de geur van de kerk, het met zijn vader naar de hoogmis gaan: het zijn jeugdherinneringen waarin het geloof niet slechts een overtuiging is, maar een beleefde werkelijkheid. “Het is al vroeg mis gegaan, Jos,” zegt hij met humor, verwijzend naar zijn roeping.
Die roeping vond richting via mensen als Harry, een godsdienstleraar en parochiepastor, die hem liet zien hoe het evangelie mensen kon helpen zichzelf te verstaan, verzoening en heling te vinden, en waardoor God heel dichtbij kon komen. Zo werd de deur naar het kerkelijk beroep geopend, via de HTP in Heerlen, een opleiding die theologie, pastoraat en geloof met elkaar verenigde en een blijvende liefde voor het parochiepastoraat in hem aanwakkerde.
Geerten somt in hoofdlijnen op hoe zijn kerkelijke loopbaan vervolgens verliep. Van pastoraal werker in Etten-Leur tot teamleider, van het leiden van catecheseprojecten tot interparochiële samenwerking, van huisbezoek tussen koeien en flatgalerijen tot coördinatie op bisdomniveau. Bij alles klinkt door: het hart van zijn werk was altijd het geloof. En daarin staat ontmoeting centraal. Mensen helpen hun eigen levensverhaal te verbinden met het verhaal van God.
Geerten schetst de veranderingen binnen de katholieke kerk in Nederland. De overgang van volkskerk naar een kerk van minderheidsgelovigen vraagt om een andere houding: bewust kiezen voor het geloof, investeren in de persoonlijke relatie met God. Hij citeert paus Franciscus: “We leven niet in een tijdperk van veranderingen, maar in een verandering van tijdperk.” En hij benadrukt dat deze overgang niet slechts organisatorische aanpassing vraagt, maar bekering: terugkeren naar de kern van het geloof. Dat God liefde is en ons uitnodigt om die liefde te beantwoorden. Geerten: “Als we blijven doen wat we deden, krijgen we wat we kregen. Dan droogt het kerkelijk leven op.” Hij pleit voor een geloof dat doorleefd is, missionair van aard, zichtbaar en aantrekkelijk door hoe mensen het belichamen. Daarom is Investeren in de relatie met God is volgens hem belangrijk. Vandaaruit kunnen we mensen gevoelig maken dat God ook van hen houdt. “Voor mij is dat de missie naar binnen die samen gaat met de missie naar buiten.”
Zijn ideaalbeeld van de parochie is helder: geen gesloten bolwerk, maar een basis, een plek waar mensen gevoed worden in hun geloof en gesterkt om naar buiten te treden. “Niet gekeerd tegen de wereld, maar een plaats waar je je geloof mag voeden,” zegt hij. Het is een oproep tot hoopvolle betrokkenheid en een geloof dat zich laat zien in liefde en vrede.
Geerten besluit zijn voordracht met dankbaarheid. Voor zijn familie, collega’s, de vier bisschoppen die hij diende en bovenal voor God. Zijn slotzin verbindt alle lagen van zijn toespraak: “Dank je wel aan Hem, die mij en ons tot hiertoe heeft geleid. En die mij en ons verder zal leiden, dat onbekende land tegemoet. Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.”
Foto’s: Bisdom Breda