Religieus erfgoed: wat het waard is

15 april 2008

Ongeveer honderd personen namen zaterdag 12 april deel aan de diocesane bijeenkomst ‘Wat het waard is’ in de Sint Gertrudiskerk te Bergen op Zoom. Het bisdom organiseerde deze bijeenkomst in het kader van het Jaar van het Religieus Erfgoed.

Het geloof voorop
In zijn openingswoord stond vicaris-generaal Vincent Schoenmakers stil bij de betekenis van dit jaar. “Als bisdom willen we een speciaal accent leggen. We willen ons afvragen wat we geërfd hebben. Dit zijn niet alleen mooie gebouwen en fraaie voorwerpen. We zijn geen beheerders van monumenten of bewaarders van antiek. We zijn een geloofsgemeenschap. We hebben het geloof in God ontvangen en de vormen, riten en gebaren om aan dit geloof uitdrukking te geven. We hebben de bekommernis om elkaar en de zorg voor de gemeenschap geërfd. Om hieraan gestalte te geven en het geloof en de sacramenten te vieren hebben we mooie gebouwen en kunstzinnige voorwerpen ontvangen. Het is onze opdracht hiermee eerbieding om te gaan,” aldus de vicaris.

Religieuze waardering
Richard de Beer, wetenschappelijk medewerker van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, verzorgde de inleiding over de waarde van het kerkelijk kunstbezit. “De eerste waarde waar wij als Nederlanders uiteraard aan denken is de financiële,” stelde De Beer. “Bij deze waardering wordt geen enkel recht gedaan aan het doel waarvoor de meeste voorwerpen gemaakt zijn, namelijk het tastbaar maken van spiritualiteit, het vormgeven van liturgie, de religieuze beleving.”
“Een laat-middeleeuws kruisbeeld waarvoor in de kerk vele gebeden zijn gepreveld en dat als heilig is beschouwd, wordt in een museum, maar ook in de handel, gereduceerd tot ‘Nederrijns kruis met corpus, laatste kwart vijftiende eeuw.’ De Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland en de inventarisatoren zitten eigenlijk tussen de museale en de religieuze beleving in. Wij proberen alle aspecten aan bod te laten komen,” aldus De Beer.

Verschuivingen
Aanvankelijk inventariseerde men enkel de highlights in de kerken. Er is nu aandacht voor een bredere cultuurhistorische samenhang. “Men inventariseert alles wat in de kerk aanwezig is uitgezonderd kopieerapparaten en stofzuigers,” lachte De Beer. “We inventariseren nu ook neogotiek, moderne kunst en textiel. Het is duidelijk dat dit dus zeer uitgebreide rapporten worden, met honderden items, die trouwens niet alle even belangrijk zijn.”

Kerncollectie
“Vanwege de grote inventarisrapporten, wordt er binnen zo’n bestand een kerncollectie aangegeven,” vertelde De Beer. Het gaat dan om kunstwerken die aan een kerk zijn identiteit geven, zoals werken van lokale kunstenaars, voorstellingen van de plaatselijke patroonheilige, de religieuze beleving die aan bepaalde objecten verbonden is en voorwerpen die de geschiedenis van een gebouw en een gemeenschap documenteren.  “Wat ook kan voorkomen in een kerncollectie zijn de voorwerpen die samen een ensemble vormen,”vulde De Beer aan. “De Rijksdienst voor de Monumentenzorg wordt steeds gevoeliger voor deze ensembles en denkt erover om een aantal ervan rijksbescherming te geven.” Binnen de kerncollectie zijn er ook voorwerpen die het lokale belang overstijgen en van nationaal of zelfs internationaal belang zijn. De Beer noemde onder andere het werk van Niels Steenbergen of Dom Hans van der Laan. “De kerncollectie omvat ongeveer 20% van de totale inventaris.”

De toekomst
Het probleem blijft wat er moet gebeuren met de vrijkomende voorwerpen wanneer kerkgebouwen afgestoten worden. Richard de Beer vertelde dat tot nu toe veel voorwerpen herplaatst kunnen worden in andere kerken.
Bepaalde voorwerpen, zoals Heilig Hartbeelden, zijn niet meer in trek. “Lang niet alles hoeft bewaard te blijven, maar het is van belang dat ergens in Nederland een representatieve doorsnede bewaard blijft,” aldus De Beer.

Andere berichten