De eerste inleiding van het jubileumsymposium Bovendonk op 31 oktober werd gehouden door prof. dr. J. Wissink. Hij sprak over ‘Diocesane spiritualiteit van de diocesane priester en diaken’
Spiritualiteit
Wissink definieerde christelijke spiritualiteit “als het in cultuur brengen van de omgang met de Drieëne God binnen de kring van de leerlingen van Jezus.” Bestaat er een spiritualiteit van de priester? vroeg hij zich vervolgens af.
“Priesters moeten enigszins normale exemplaren van de soort zijn. Ze delen de grondslagen van hun spiritualiteit met alle gelovigen,” stelde Wissink. “De doop blijft de gemeenschappelijke grond van alle christenleven en de eerste roeping van de priester blijft: leerling zijn van Jezus Christus, met Hem in de Geest van de Vader zijn.”
Het bisdom
Wissink putte deels uit persoonlijke ervaring: “Ik herinner me nog de kring van priesters, die bij mijn priesterwijding me met de bisschop de handen oplegden. In meerderheid waren dat priesters, die me in de diocesane kring opnamen en die blij waren dat weer iemand met hen de verantwoordelijkheid voor ons diocees op zich nam.”
“Van de oudere priesters hoorde ik vaak, dat ze zich echt priesters van het bisdom voelden en in een gezamenlijke cultuur deelden vanwege de gezamenlijke seminarieachtergrond, maar dat verder de concrete parochie waar ze werkten telkens hun eerste thuis was. Het bisdom kwam je vier à vijf keer in je leven tegen, wanneer je overgeplaatst werd en verder bij de vormselvieringen.”
“Nog op een andere wijze is de relativering van het diocees nuttig. De Kerk is meer dan diocesen en parochies. Dat ik priester werd, heb ik eerder aan religieuzen te danken dan aan diocesanen. Benedictijnen en Franciscanen hebben stevige sporen in mijn leven getrokken. Het diocesane hoort tot de grondstructuren van de Kerk, maar religieuzen lopen als een inslag door de schering van het kerkelijk weefsel heen.”
(Foto: M. de Jong-Smits)
Kerk van Breda
Daarna schetste Wissink de lokale Kerk vanuit Lumen Gentium, document van het Tweede Vaticaans Concilie: “Lumen Gentium spreekt in termen van de ene Kerk in de vele Kerken en bedoelt dan dat de Katholieke Kerk één wereldkerk is, maar dat alles van de Kerk zich spiegelt in de particuliere Kerk, die het diocees is. In de particuliere Kerk van het diocees is de hele Kerk als in een hologram aanwezig. We spreken terecht van de Kerk van Breda. Het diocees is dus meer dan een filiaal van een groot bedrijf, het is kerk van Jezus Christus in de volle zin van het woord.”
“Theologisch valt er dus vanuit de plaats van het diocees en de gezamenlijkheid van het presbyterium veel te zeggen voor de stelling, dat het diocesane in de spiritualiteit van de wereldpriester een moment is, dat in cultuur gehouden moet worden,” concludeerde hij.
Een vruchtbaar thuis
“De traditionele parochie blijkt te klein te zijn geworden. Dat hangt niet alleen samen met het tekort aan priesters, ook met het tekort aan gelovigen,” stelde Wissink tegen het eind van zijn inleiding. “Wij worden een keuzekerk. De onkerkelijkheid van nu lijkt sterk op de volkskerkelijkheid van vroeger. Vroeger was je christen, tenzij je iets anders koos. Nu wordt een mens ongelovige, tenzij hij anders kiest.”
“Het wordt noodzakelijker dan ooit,” gaf hij daarna aan “dat we tot een ‘pastorale d’ensemble’ komen.” Een en ander veronderstelt van priesters, diakens en ook van pastoraal werkers en werksters, dat men anders ter beschikking komt van het pastoraat dan voorheen het geval was. “Daar liggen voor het diocees kansen en opdrachten: het pastorale plan en de sfeer onderling tussen alle pastorale werkenden moeten zo zijn, dat het diocees zelf ook iets van een thuis wordt: een vruchtbaar huis, van waaruit we geïnspireerd de wereld intrekken.”