Dagblad BN/De Stem heeft in het kader van de veertigdagentijd een bijdrage van bisschop Van den Hende gepubliceerd. De bijdrage van de bisschop van Breda heeft als titel ‘Een boodschap voor rijk en arm’.
Een boodschap voor rijk en arm
De Vastentijd, op weg naar Pasen, is bij uitstek een gelegenheid om ons in het licht van Jezus’ weg van kruis en opstanding te bezinnen op ons christen-zijn in de wereld van vandaag. Dit schreven wij als Nederlandse bisschoppen in de brief aan het begin van de Vasten.
Ook de financiële en economische crisis stelt ons voor de vraag wat ons drijft in ons leven, waarop stellen we ons vertrouwen? De vastenbrief gaat daarom ondermeer in op de rol van geld. Op zich is geld een eenvoudig instrument in de handen van mensen, om het ruilen te vergemakkelijken. Maar in de praktijk blijft het niet bij deze basale betekenis van geld en bezit. Geld en goed krijgen een eigen glans, lijken vaak alles te bepalen.
Dat is van alle tijden. In de tijd van de heilige Antonius van Padua (1195-1231), de heilige waarnaar de kathedraal in Breda is genoemd, werden steden groter en ontstond een nieuwe geldeconomie. Die leidde tot rijkdom en economische bloei, maar ook tot verscherping van sociale tegenstellingen. Handige zakenlieden richtten leenbanken op. Mensen leenden geld tegen woekerrente en kwamen daardoor nog meer in de schulden. Antonius kwam op voor deze nieuwe armen, deze slachtoffers van woeker.
In het van het evangelie van Matteus, zegt de Heer: “al wat gij gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders hebt ge voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40). Matteus geeft de evangelische aanzet tot de werken van barmhartigheid. De bijbelse grondslag van deze opdracht is dat een mens in nood, een mens is geschapen naar Gods beeld, uniek en met waardigheid. Deze mens tegemoet treden en respectvol nabij zijn doet het meest recht aan deze persoon als beeld van God.
Anderzijds, ook in Matteus wordt een ieder opgeroepen zijn ontvangen talenten in te zetten. Omdat een mens zijn talenten ontvangen heeft van God, komt een mens – als beeld van God – het best tot ontplooiing wanneer hij of zij ze in dienst stelt van de Heer en de medemens, tot opbouw en ondersteuning.
Antonius had in zijn tijd oog voor het leven en de ontplooiingskansen van individuele armen. Hij kwam voor hen op in zijn prediking en door zijn concrete voorbeeld. Antonius had ook zorg voor rijken en machtigen, namelijk dat zij door zijn prediking oog zouden krijgen voor het leven van de kleinen en hen als mens, naar Gods beeld geschapen, zouden herkennen en erkennen.
In de huidige tijd van recessie, komt als extra vraag: tot welke solidariteit zijn we in staat? Of trachten we alleen onszelf te handhaven? Het is een test voor onze betrokkenheid. Door de crisis verdwijnen banen. Vanuit het evangelie en de sociale leer van de Kerk hebben we samen de zorg dat iedereen een menswaardige levensstandaard heeft en ontplooiingskansen houdt.
Mgr. J.H.J. van den Hende