Symposium over Cuypersmonument Bovendonk

26 november 2007

“De beste garantie voor het voortbestaan van kerken is het behoud van hun kerkelijke functie,” vindt de econoom van het bisdom Breda, Gerard de Rooij. “Maar dit wordt erg moeilijk als monumentenzorg kerken aanwijst tot monument, maar geen geld beschikbaar stelt. Als monumentenzorg 70% van de kosten zou bijdragen aan restauraties van monumentale kerken, is er veel gewonnen,” aldus De Rooij.

Restauratie Bovendonk
Hij deed deze uitspraken vrijdag 24 november op het Cuyperssymposium in Centrum Bovendonk te Hoeven. De vraag hoe reëel het is Cuypersmonumenten te behouden stond centraal op dit symposium, dat het conferentiecentrum Bovendonk in samenwerking met de provincie Noord-Brabant en het Cuypersgenootschap organiseerde.
Deze vraag naar de financiering van de restauratie van kerkelijke monumenten is relevant voor het Centrum Bovendonk. Het gebouw is honderd jaar geleden onder architectuur van Cuypers opgetrokken en geldt als een van Cuypers’ belangrijkste bouwwerken. Naast de Priester- en Diakenopleiding Bovendonk en de Dienst Opleiding en Vorming van het bisdom Breda is hierin een gerenommeerd conferentiecentrum gevestigd. Er is nog steeds geld nodig, omdat de restauratie nog niet voltooid is.
Op de website van de Stichting Restauratie Bovendonk legt deze stichting uit wat nodig is voor de instandhouding van het religieus en cultureel historisch erfgoed Bovendonk.

Cuypers en zoon
De kunsthistorici Wies van Leeuwen en Bernadette Hellenberg van Hubar gingen in op de betekenis van Cuypers’ oeuvre. De restauratiearchitect Cor Bouwstra plaatste Bovendonk in het geheel van Cuypers’ werk. Het Bredase grootseminarie was tegen het einde van de negentiende eeuw te klein. Er moest een nieuw gebouw komen. De oude gebouwen werden gesloopt.
Cuypers ontwierp de nieuwe voorbouw met de noord- en zuidvleugel. In de noordvleugel bevindt zich de monumentale bibliotheek. Deze onderdelen zijn tamelijk vlot gerealiseerd. Volgens Bouwstra was hierover weinig discussie. Meer discussie was er over de kapel. Deze moest volgens de geldende norm georiënteerd worden. Nu rees de vraag hoe de kapel aansloot bij beide vleugels zodat er een gesloten ‘kloosterhof’ ontstond. Het was Jos Cuypers, de zoon van Pierre, die dit probleem oploste door de ingang naar binnen te plaatsen en het idee van de oriëntatie los te laten.

‘Kloosterbouw’
Volgens Bouwstra hield Cuypers zich met alle aspecten van het gebouw bezig. Hij ontwierp het iconografische schema van de kapel en de afwerking van ornamenten. Bouwstra wees zijn toehoorders op de toepassing van decoratief metselwerk en glas-in-lood-kunst op Bovendonk zoals het pausraam dat de hal siert. Cuypers gaf zijn gebouwen steeds een thema mee. Voor Bovendonk liet hij zich inspireren door de kloosterbouw.
Dit thema kwam, aldus Bouwstra, ook tot uiting in zinnebeeldige spreuken. De spreuk ‘Pax intrantibus’ verwelkomt de bezoekers van Bovendonk en zo wordt een link gelegd met de abdijen van Benedictijnen. Cuypers hield zich op die manier bezig met alle aspecten van een gebouw.

Moderne technieken
Cuypers had volgens Bouwstra oog voor de toepassingen van moderne techniek. Ook dit was op Bovendonk te zien. Het regenwater werd in grote reservoirs opgevangen en gefilterd. Via een ingenieus systeem werd dit naar de wastafels, douches en toiletten gepompt, zodat het seminarie zijn eigen watervoorziening had. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn de buizen verwijderd en is het seminarie aangesloten op de waterleiding.

Andere berichten